e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamizool kamizool (<fr.): Herenvest: zie lijst 1, no. 67.  kammezaol (Chèvremont) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kandelaar kaarsenluchter: kēətsəlyətər (Chèvremont), luchter: lyətər (Chèvremont) kandelaar || luchter III-2-1
kandelaar op het altaar kaarsenluchter: keëtselüeter, mv. keëtselüetere (Chèvremont) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstsuiker: brós’tsoekker (Chèvremont), kandijs-suiker: Verklw. kandiestsükkersje  kandies’tsoekker (Chèvremont) kandij || kandijsuiker III-2-3
kaneel kaneel: sjtieve riesbrij mit tsoeker en kanieël  kanieël (Chèvremont) kaneel III-2-3
kans chance (fr.): Bij dat meëdsje haste überhaup jing sjans  sjans (Chèvremont) kans III-1-4
kantoor kantoor: kantyǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Hoofdkantoor. De informant van Q 202 vermeldt dat het hoofdkantoor van de Oranje-Nassaumijnen ook "aquarium" werd genoemd vanwege de glazen wanden. De zegspersoon van Q 7 verstaat onder "de bureaus" het hele administratieve complex. [N 95, 25] II-5
kap hemel: hemǝl (Chevremont), houteren kap: hōtsǝrǝ kap (Chevremont  [(Julia)]   [Eisden]), ijzeren kap: īzǝrǝ kap (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]), kap: kap (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Algemene benaming voor de houten of metalen balk die als bovenste deel van de ondersteuning tegen het dak geplaatst wordt en die dus rechtstreeks de druk van het dakgesteente draagt. Uit de opgaven blijkt dat men in een aantal plaatsen verschillende benamingen kent voor de houten en de ijzeren kap. Zo merkt de invuller uit K 361 op dat men in de mijn van Zolder een houten kap een "beel" en een ijzeren een "beeltje" noemt. Op de Domaniale mijn gebruikte men volgens een respondent uit Q 121c daar respektievelijk de woorden "plat" en "kap" voor en een zegsman uit Q 113 voegt daar nog aan toe dat het "plat" op de mijn Emma in de pijler werd toegepast. Op de mijn Maurits maakte men volgens de invuller uit Q 21 een onderscheid tussen een "kap" en een "kapje". De eerstgenoemde term was van toepassing op een kap die in het steenwerk werd gebruikt, de tweede op een kap die het dak van een pijler droeg. Het woordtype "houtbeel" uit L 417 is een verzamelterm voor de "ronde beel", een houten balk met een lengte van 3 meter, en de "platte beel", een verticaal houten steunelement van 2.20 meter lang. De opgaven "kophout" en "rondhout" worden in de betekenis kap in tegenstelling tot "beel" in de Belgische mijnen slechts zelden gebruikt. Het woordtype "pallisade" was volgens Loontjens (pag. 36) op de Domaniale mijn van toepassing op een houten knuppel die als kap dienst deed. [N 95, 302; N 95, 307; N 95, 308; N 95, 337; monogr.; Vwo 87; Vwo 101; Vwo 406; Vwo 449; Vwo 667] || Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.] II-12, II-5
kap van het rijtuig dak: dāx (Chevremont) Kap van het rijtuig. Deze kap kan bij de meeste rijtuigen opengeklapt worden. [N 101, 15] I-13
kapelletje kapelletje: kapelsje (Chèvremont) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3