e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Chevremont

Overzicht

Gevonden: 777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huifkar bolderwagen: boldǝrwān (Chevremont), huifkar: hūfkār (Chevremont) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
hulphouwer achtzehntler: axtsēntlǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), leerhouwer: liǝrhø̜jǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Voordat men houwer wordt, is men in de Nederlandse mijnen eerst leerling-houwer, hulphouwer A en hulphouwer B geweest. Leerling-houwer is men gedurende zes maanden; hulphouwer A heeft een opleidingstijd van één jaar. Hulphouwer B wordt men als men 15 maanden als hulphouwer A in opleiding is geweest tot houwer (MBK I pag. 6). Al naar gelang de functie krijgt men 70%, 80%, 90% of 95% van het houwersloon. [N 95, 144; N 95, 143; monogr.] II-5
hulpschoten, helpers helperen: hɛlpǝrǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De schietgaten die liggen in de tweede van de concentrische ringen waarin het schietfront verdeeld is. De woordtypen "onderkoppen" en "bovenzolen" (Q 121) duiden hulpschoten aan die respektievelijk aan de bovenzijde en aan de onderzijde van de inbraak zijn gelegen (Lochtman pag. 64). Het woordtype "afdekker" (Q 112a) is meervoud. [N 95, 438; monogr.; Vwo 522; Vwo 806] II-5
hulpstijl hulpstijl: hølpštil (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Stijl waarmee men de kap van een ondersteuning tijdelijk tegen het dak kan vastzetten. Dankzij de hulpstijl heeft de mijnwerker de handen vrij om de definitieve stijl te kunnen plaatsen. Omdat de hulpstijl van tijdelijke aard was, gebruikte men daar op de vier Oranje-Nassaumijnen, gezien de antwoorden van de invuller uit Q 113, ook onderdelen voor die in feite bij de beschoeiing van ondersteuningen toegepast werden. Het woordtype "pierewiet" (Q 15, Q 21) werd op de mijn Maurits aangewend voor een hulpstijl bestaande uit een onderstijl met een doorsnede van ongeveer 50 mm en een stevige punt en een bovenstijl met grove schroefdraad. Door middel van een as kon men de hulpstijl langer of korter maken. "Pierewiet" is volgens de zegsman uit Q 15 vermoedelijk vervormd uit pirouette, omdat deze stijl kon ronddraaien terwijl hij op dezelfde plaats bleef staan. Zie ook Wnt XII, 1 pag. 1571 s.v. "pierewiet". [N 95, 359; N 95, 760 add.] II-5
hulpventilator hulpventilator: hø̜lpvɛntilātǫr (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Ventilator waarmee de lucht wordt ververst op ondergrondse werkpunten die niet zijn voorzien van een doortrekkende luchtstroom. [N 95, 208; monogr.] II-5
hulpwerkzaamheden neverwerk: nęvǝrwɛrk (Chevremont  [(Julia)]   [Winterslag, Waterschei]) Algemene term voor het aanleggen van spoor, het verlengen van persluchtbuizen en luchtkokers en eventueel ook het maken van een watergoot bij het drijven van een steengang of galerij. [N 95, 799] II-5
iemand genezen of gezond verklaren (iemand) werken schikken: we.rkǝ šekǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5
iemand naar boven brengen (iemand) herop brengen: ǝrop bre.ŋǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]), (iemand) heruit brengen: rūs bre.ŋǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Julia]) Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720] II-5
in de was zetten bohnern: bōnǝrǝ (Chevremont) Het hout van meubels met was inwrijven. [N 56, 59a; monogr.] II-12
inbraak, stopmijnen inbraak: inbraak (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) De schietgaten die in het midden van het schietfront liggen. De schoten worden dusdanig geplaatst dat uit het front een wigvormig stuk wordt geschoten om de werking van de latere schoten te vergemakkelijken. [N 95, 800; N 95, 431; N 95, 435; monogr.; Vwo 170, Vwo 393; Vwo 752] II-5