e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Chevremont

Overzicht

Gevonden: 777

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afvoerband afvoerband: afvoerband (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.] II-5
akkoord meterakkoord: mētǝrakoǝt (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), pijlerakkoord: pajlǝrakoǝt (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Loonovereenkomst waarbij wordt betaald overeenkomstig de verrichte arbeid. Het "éénmansakkoord" (Q 117, Q 121) stond in tegenstelling tot het "groepsakkoord" (Q 117). Iedere houwer ontving zijn loon naar eigen prestatie. Dit type akkoord dateerde van de jaren dertig. Na de oorlog werd dit systeem door de inzet van de vakbonden afgeschaft. Het werken in éénmansakkoord was in de jaren dertig oorzaak van het gehate en verderfelijke jaagsysteem (Dieteren 1984 pag. 11). Wie minder kracht had dan zijn collega ging met een lager loon huiswaarts of liep de kans ontslagen te worden. De term "generaalgedinge" werd volgens Loontjens (pag. 33) gebruikt voor een akkoord dat gold voor onbepaalde tijd. [N 95, 910; N 95, 911; N 95, 912; monogr.; Vwo 58] II-5
ambtenaar beambte: beambte (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]), die met die witte anzüge: dī met di wisǝ a.ntsøx (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Het algemene woord voor de ambtenaar op de mijn. Een woordtype als "pennelekker" is echter spottend bedoeld. Een schrijver zit op kantoor. [N 95, 140; monogr.] II-5
anker beveiligingsanker: beveiligingsanker (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Een verticaal voor de ijzerbok geplaatst U-balkje dat voorzien is van een door de bok heen reikende dwarsstang. Deze stang kan aan de achterzijde van de bok met een plaat worden vastgezet. Het geheel voorkomt dat railstukken ten gevolge van de druk uitspringen en ongelukken veroorzaken. [N 95, 587] II-5
anthraciet anthraciet: antrasit (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Steenkool met minder dan tien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 468; N 95, 460; monogr.] II-5
aureool, lichtkrans blauwe kegel boven de vlam: blawǝ kējǝl boǝvǝ dǝ vlam (Chevremont  [(Julia)]   [Winterslag, Waterschei]) Een lichtblauw gekleurde lichtkegel om de vlam van de veiligheidslamp, zichtbaar bij de aanwezigheid van mijngas. De lengte van de lichtkegel is een maat voor het percentage aanwezig mijngas. Is het mijngasgehalte ±4,5%, dan wordt de lichtkegel zo lang, dat ze de bovenkant van de gaaskap van de veiligheidslamp raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op, aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden (Handb. H. pag. 10). [N 95, 234; monogr.] II-5
badknecht badknecht: batknęǝt (Chevremont  [(Julia)]   [Wilhelmina]) Man die het badlokaal, eventueel ook het kleedlokaal, schoonhoudt. Volgens Lochtman (pag. 166) was het op de Domaniale mijn gebruikelijk in het kleedlokaal van "kouwewärter" te spreken en in het badlokaal van "badknecht". [N 95, 126; monogr.] II-5
badmeester badmeester: batmēstǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Toezichthouder over de badknechten. [N 95, 126; monogr.] II-5
balklaag, roostering gebalk: jǝbɛlǝk (Chevremont) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
band reep: rēf (Chevremont) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12