31436 |
lintzaagmachine |
bandzeeg:
bant˱zē̜ǝx (Q121a Chevremont),
baŋk˲zē̜ǝx (Q121a Chevremont)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. [N 50, 69; N 53, 16; monogr.] || Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. Het werktuig werd volgens de invullers uit L 290 en L 291 gebruikt om profielijzer te zagen. [N 33, 330; monogr.]
II-11, II-12
|
28310 |
locomotiefloods |
locomotiefloods:
lokǝmotiflōts (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Ondergrondse ruimte, meestal in de buurt van de schacht, waar de niet in gebruik zijnde locomotieven worden ondergebracht. [N 95, 701; monogr.]
II-5
|
28311 |
locomotiefmachinist |
locomotiefmachinist:
lokomotifmašinest (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Arbeider die de mijnlocomotief bedient. [N 95, 151; monogr.]
II-5
|
31224 |
lood |
blij:
blęj (Q121a Chevremont),
lood:
luǝt (Q121a Chevremont),
lūǝt (Q121a Chevremont)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
27687 |
loods |
loods:
loods (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor een gebouw waar materialen zoals machines (Q 121c) of stijlen (L 374) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 11]
II-5
|
21686 |
loon |
maandsloon:
mǫntsloǝn (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het loon dat dagelijks, veertiendaags of maandelijks wordt uitbetaald. Zie ook het lemma Uitbetaling Van Loon. De woordtypen "achtzehntel" en "neunzehntel" betreffen het loon van een hulphouwer, respektievelijk 80% en 90% van het loon van een houwer. Zie ook het lemma Hulphouwer. [N 95, 976; monogr.; N 95, 144; Vwo 416; Vwo 437]
II-5
|
27572 |
loon ontvangen |
penningen halen:
pɛneŋǝ hoǝlǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
[N 95, 973]
II-5
|
27697 |
loonkantoor, loonhal |
loonbureau:
luǝnbyro (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale]),
loonhal:
lūǝnhal (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Plaats waar het loon uitbetaald wordt. [N 95, 28; N 95, 977]
II-5
|
27574 |
loonzakje |
loonkaart:
loǝnkāt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Zwartberg])
|
Volgens de informant van Q 15 was het loonzakje al vroeg in onbruik. De arbeider kreeg daarna van zijn opzichter een loonstrookje en tegen inlevering hiervan werd zijn loon uitbetaald. [N 95, 980]
II-5
|
28253 |
losvloer |
losvloer:
losvloer (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767]
II-5
|