28314 |
reminstallatie van een remhelling |
remblok:
remblok (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Eisden])
|
De op een verplaatsbaar onderstel geplaatste reminstallatie van remhellingen. [N 95, 688; monogr.]
II-5
|
28360 |
remschijf |
kettingschijf:
kɛteŋšīf (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De schotelvormige schijf van de remschijftransporteur die zorgt voor het afremmen van de kolen of stenen. [N 95, 662]
II-5
|
28359 |
remschijftransporteur |
remrutsche:
rɛmrutš (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Eisden])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|
27793 |
richting |
richtung:
rextuŋ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De te volgen richting bij de aanleg van mijngangen. Volgens de invuller uit Q 121 bestond de "richtung" uit drie verzwaarde touwtjes (schietloden) die in elkaars verlengde aan het dak van de mijngang bevestigd waren. De markeringen werden door de mijnmeter aangebracht. Het woordtype "stonde" (Q 112a, Q 113, Q 117, Q 121, Q 121b, Q 202) is gelijk aan het Duitse "Stunde", dat in de mijnwerkersterminologie een speciale betekenis krijgt (z. RhWB XVIII pag. 938 s.v. "Stunde"). [monogr.; N 95, 846; N 95, 708]
II-5
|
27796 |
richtingssnoer, schietlood |
richtungskoord:
rextuŋskoǝt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
schietlood:
šesloǝt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Wilhelmina, Domaniale])
|
Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte richting bepaalt. De schietloden of richtingstouwen worden bevestigd aan meettekens in het dak (MBK II pag. 41). [N 95, 847; N 95, 859]
II-5
|
20954 |
riem |
riem:
rēm (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De riem waarmee de broek wordt opgehouden en waaraan de accu van de petlamp wordt bevestigd. [N 95, 62; monogr.]
II-5
|
34645 |
rijtuig met twee paarden |
tweespan:
tswęi̯špan (Q121a Chevremont)
|
Benaming voor alle rijtuigen die door twee paarden getrokken worden, in plaats van door een. [N 101, 3 + 4; L 28, 34]
I-13
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝštats (Q121a Chevremont
[(meervoud: ratǝštɛts)]
)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
platten:
platǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
27525 |
rondleiding |
bezoek:
bǝzøk (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|