e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Chevremont

Overzicht

Gevonden: 777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtton schachtton: šāttǫn (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379] II-5
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]), schachtrad: (mv)  šātrēǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Eisden]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaft botterham: bǫtǝrham (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]), schafttijd: šaftsit (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaften botteren: butǝrǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
scharnier scharnier: šarnēr (Chevremont) Metalen toestel, bestaande uit twee delen die in elkaar grijpen en aan elkaar verbonden zijn door een pen waaromheen zij kunnen draaien. Scharnieren worden gebruikt voor alle delen van ramen en deuren die beweegbaar ten opzichte van elkaar moeten worden verbonden. Men onderscheidt ijzeren en koperen scharnieren; de laatste hebben meestal een ijzeren pen waarom zij draaien. [N 54, 78; monogr.] II-9
schaven hobeln: hubǝlǝ (Chevremont) In het algemeen het hout bewerken met een schaaf. [N 53, 90; monogr.] II-12
scheenbeschermer scheenbeschermer: šiǝnbǝšɛrmǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885] II-5
scheppen scheppen: šøpǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Stenen of kolen met de schop laden. [N 95, 503; N 95, 501; N 95, 202; monogr.; Vwo 682; Vwo 768] II-5
schietdamp schietkwalm: šeskwalm (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]), schietstub: šesštøp (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De damp die ontstaat na het tot ontploffing brengen van de springstoffen. Niet verdunde schietdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. [N 95, 428; N 95, 775; monogr.] II-5