27820 |
boorzuil |
boorzuil:
boorzuil (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bij het boren gebruikt statief voor de boorhamer. Wanneer er perslucht in wordt toegelaten, zorgt de boorzuil niet alleen voor ondersteuning van de boorhamer, maar ook voor de boordruk. [N 95, 810; monogr.]
II-5
|
27335 |
boren |
boren:
bōrǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
bǫarǝ (Q121a Chevremont)
|
[N 53, 180a; monogr.]Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167]
II-12, II-5
|
28219 |
borstlamp |
scheinwerfer:
šajnwɛrfǝr (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (Q121a Chevremont)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
34259 |
boter inleggen |
insteken:
eštē̜xǝ (Q121a Chevremont)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
28161 |
bout |
bout:
bǫwt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173]
II-5
|
27661 |
bovengronds |
bovenop:
bǭvǝnǫp (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
ovenop:
ovǝnǫp (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
kabel:
kābǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
ovenop gaan:
ovǝn˙op joǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
30325 |
bovenlicht |
overlicht:
øvǝrlet (Q121a Chevremont
[(idem)]
)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|