22780 |
een kring op de grond trekken |
een ronde ring op de grond trekken:
’n roͅnne rank op de groͅnd trekken (Q071p Diepenbeek)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
e kreuske moaken (Q071p Diepenbeek)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
krankelig:
kreinkelig (Q071p Diepenbeek),
niet mak:
hēi is ni mak (Q071p Diepenbeek)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
e paar sjoen (Q071p Diepenbeek)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
sokken:
zoke (Q071p Diepenbeek)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslø̜.n (Q071p Diepenbeek)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
hem laten aftrekken:
h`m løtten oͅftrekken (Q071p Diepenbeek),
hem laten trekken:
h`m løtten treͅkken (Q071p Diepenbeek),
zijn portret laten maken:
ze portreͅt løtte moͅken (Q071p Diepenbeek),
zijn portret laten trekken:
tussen de t en de n in zowel letn als trekkn staat bovenaan een kleine schwa
zə pətreͅt lətn treͅkkn (Q071p Diepenbeek)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21656 |
een prijs vragen |
loven:
ps. omgespeld volgens Frings.
lovən (Q071p Diepenbeek),
lōf (Q071p Diepenbeek)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32592 |
een riek mest |
flok/vlok (mest):
flǫk (Q071p Diepenbeek)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenhoedje beden:
ruzzenhūūdje bèèën (Q071p Diepenbeek)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|