e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ei zonder schaal schaals ei: šoljzē (Diepenbeek), šǭi̯lsēǝ (Diepenbeek) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eieren uithalen uithalen: ōu̯ǝthǭwǝlǝn (Diepenbeek) De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35] I-12
eierkoek eierkoek: ēerkok (Diepenbeek), ērkok (Diepenbeek) eierkoek [ZND 34 (1940)] III-2-3
eierpannenkoek eierkoek: bloem en melk en eieren  ērkok (Diepenbeek) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
eigenwijs dwars: terjaas (Diepenbeek) tegendraads III-1-4
eik eik: ēk (Diepenbeek), -  eek (Diepenbeek), eikenboom: e:kəbom (Diepenbeek), ēkəbōm (Diepenbeek), kopeik: ko͂ͅpēk (Diepenbeek) eik [RND], [ZND 20 (1936)], [ZND m] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: ekələ (Diepenbeek), eͅkkel (Diepenbeek), -  ekkelen (Diepenbeek) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
eikenwal eikenwal: eikenwal (Diepenbeek) Stuk grond waarop een boer bandhout kweekt voor eigen gerief. [N F, 53] II-9
eindvoor in het midden kam: ka.mp (Diepenbeek) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
eitjes eitjes: ęjkǝs (Diepenbeek) De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a] II-6