e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
erwt, algemeen erwt: êrt, êt (Diepenbeek), ērt (Diepenbeek), ɛ̄.t (Diepenbeek) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5, I-7
erwten- of bonenranken kleddermannetjes: kleddermennekes (Diepenbeek) [N Q (1966)] I-7
es kop-es: koͅpēͅs (Diepenbeek) es (boom) [ZND m] III-4-3
esdoorn vliegertjes: vliegerkes, vrucht  vli.gərkəs (Diepenbeek) gewone esdoorn, vrucht van [DC 69 (1994)] III-4-3
eten (ww.) eten: eeten (Diepenbeek), eeëten (Diepenbeek), ĭĕ-itə (Diepenbeek), jēetən (Diepenbeek), êëten (Diepenbeek) eten [RND], [Willems (1885)], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensketeltje marmiet: zie verder vraag 7  mərmeͅt (Diepenbeek) tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)] III-2-1
etensresten brokken: brokken (Diepenbeek), orten: ø͂ͅrtĕn (Diepenbeek), overschot: ø͂ͅveršoi̯t (Diepenbeek) hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etter materie: məte.ərṇ (Diepenbeek), mətēͅirə (Diepenbeek) Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2
europees vuilbroed vuilbroed: vǫwlbru.ǝt (Diepenbeek) Zuurbroed. Ziekte veroorzaakt door bacillen. Deze ziekte tast het open broed aan. De meeste larven sterven er aan nog voordat zij het popstadium bereikt hebben. [N 63, 27] II-6
europese kanarie chineesje: sineke (Diepenbeek), Frings  sineͅi̯kə (Diepenbeek), frans kanarievogeltje: Frings  frans kənōͅrivø̄gəlkə (Diepenbeek) europese kanarie || kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)] III-4-1