e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
evangelie evangelie: evangielen (Diepenbeek) De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)] III-3-3
evenaar, tweespanszwenghout warsschei: wi̯ā.sšęi̯ (Diepenbeek) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evene: ī.vǝn (Diepenbeek), evert: ivǝr (Diepenbeek), evie: ī.vǝ (Diepenbeek) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
fakkeloptocht fakkelstoet: Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  fakkelstoet (Diepenbeek) een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden [N 112 (2006)] III-3-2
fanfare fanfare: famfare (Diepenbeek), muziek: ət məzik (Diepenbeek) een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)] || Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)] III-3-2
fatsoenlijk deftig: das eͅnən däftəgə mens (Diepenbeek), dɛfigə mins (Diepenbeek), fatsoenlijk: dā⁄s enne fatsounleke mins (Diepenbeek) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4
fazant fazant: Frings  fəzānt (Diepenbeek) fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1
feest feest: fes (Diepenbeek), fest (Diepenbeek), fis (Diepenbeek), fist (Diepenbeek, ... ), ’t fist gunə dōər zonner dat er ē lidje wjōnt gezoŋen (Diepenbeek) Feest. || Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)] III-3-2
feestdag van een heilige patroon (<fr.): petroen (Diepenbeek) De naamdag van een heilige. [N 96C (1989)] III-3-3
feestdag van maria onze-lieve-vrouwdag: slevrouwdoag (Diepenbeek) Een feestdag van de H. Maagd Maria in het algemeen (Lievevrouwedag, Mariadag). [N 96C (1989)] III-3-3