33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛx (Q071p Diepenbeek)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
dekrijp (bijvgl. nmw.):
dękrē̜p (Q071p Diepenbeek)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
33328 |
gesloten boerderijtype |
toe winning:
tǭǝ [winning] (Q071p Diepenbeek)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kĕpêllĕkĕ (Q071p Diepenbeek)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34472 |
gesneden haan |
geboet (volt. deelw.):
gǝbyt (Q071p Diepenbeek)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hǭ.mǝl (Q071p Diepenbeek)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrx (Q071p Diepenbeek),
bɛ.rǝx (Q071p Diepenbeek),
bɛrx (Q071p Diepenbeek)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
geisp (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek),
gesp (Q071p Diepenbeek),
geͅjsp (Q071p Diepenbeek),
gęjsp (Q071p Diepenbeek),
gę̄sp (Q071p Diepenbeek)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)] || Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
II-10, II-7, III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
dam:
dām (Q071p Diepenbeek)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|