e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerzielen allezielen: allezielen (Diepenbeek) 2 november, Allerzielen [allerzieële]. [N 96C (1989)] III-3-3
alpinomuts alpin (fr.): alpe͂ (Diepenbeek), alpintje (<fr.): alpêke (Diepenbeek) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] || gebreide muts III-1-3
alsem lievevrouw: -  ləɛvraə (Diepenbeek) bijvoet [DC 60a (1985)] III-4-3
altaar altaar (<lat.): altaar (Diepenbeek), op den altaar (Diepenbeek), op den outār (Diepenbeek), oͅb d’n ḁltār (Diepenbeek) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] || Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
altaarbel bel: bel (Diepenbeek) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
ambrosiuskorf ambrosiuskaar: ambrōsiǝsko.ar (Diepenbeek) Korf die een afbeelding is van bisschop Ambrosius, de patroon van de imkers. De korf wordt op deze wijze vervaardigd, meer als eerbetoon aan de H. Ambrosius of als curiositeit dan als een vorm die maatgevend of modern is. Hij dient om de zegen van de patroon van de imkers af te roepen. [N 63, 3f] II-6
ampullen ampullen (<lat.): ampullen (Diepenbeek) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andere voorwerpen in bikkelspel {z. toel.}: met steentjes  z. toel. (Diepenbeek) Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)] III-3-2
andijvie andijvel: andivel (Diepenbeek, ... ), dijvelsalade: divəlslōͅt (Diepenbeek) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
ang ang: (Diepenbeek), angkot: aŋkūǝt (Diepenbeek) Het dun toelopende uiteinde van de sluisstijlen dat past in een daarmee overeenstemmend gat van de sluisbalk en de slagdorpel, het anggat. In het lemma zijn zowel benamingen voor de ang als voor het anggat opgenomen. [Vds 37; Jan 33] II-3