e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hecht van een mes hecht: vr.  heͅi̯x (Diepenbeek), steel: m.  stēəl (Diepenbeek) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
hede, vlas- of hennepafval werk: wɛrk (Diepenbeek) Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.] I-5
heen en weer (bewegen) zwalpen: zwalpən (Diepenbeek) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heer heer: hi:ər (Diepenbeek) heer [RND] III-3-1
heerbaan grote baan: groetə baon (Diepenbeek) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
hees, schor hees: hees (Diepenbeek), hēs (Diepenbeek, ... ) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
hefboom handboom: hānt˱bōm (Diepenbeek) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
heggenmus haagmus: hoègmeus (Diepenbeek), Frings  hōͅxmøͅi̯s (Diepenbeek) heggemus || heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
heidehoning heihoning: hę.jǝhōneŋ (Diepenbeek), hęjhōǝneŋ (Diepenbeek) Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.] II-6
heilig graf rustaltaar: reustaltoar (Diepenbeek) De plaats, het rustaltaar waar op Witte Donderdag de geconsacreerde Hostie bewaard wordt, het H. Graf. [N 96C (1989)] III-3-3