19534 |
hecht van een mes |
hecht:
vr.
heͅi̯x (Q071p Diepenbeek),
steel:
m.
stēəl (Q071p Diepenbeek)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33290 |
hede, vlas- of hennepafval |
werk:
wɛrk (Q071p Diepenbeek)
|
Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.]
I-5
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
zwalpen:
zwalpən (Q071p Diepenbeek)
|
sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21285 |
heer |
heer:
hi:ər (Q071p Diepenbeek)
|
heer [RND]
III-3-1
|
21151 |
heerbaan |
grote baan:
groetə baon (Q071p Diepenbeek)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hees (Q071p Diepenbeek),
hēs (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)]
III-1-2
|
25890 |
hefboom |
handboom:
hānt˱bōm (Q071p Diepenbeek)
|
Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61]
II-3
|
24168 |
heggenmus |
haagmus:
hoègmeus (Q071p Diepenbeek),
Frings
hōͅxmøͅi̯s (Q071p Diepenbeek)
|
heggemus || heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28648 |
heidehoning |
heihoning:
hę.jǝhōneŋ (Q071p Diepenbeek),
hęjhōǝneŋ (Q071p Diepenbeek)
|
Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|
23795 |
heilig graf |
rustaltaar:
reustaltoar (Q071p Diepenbeek)
|
De plaats, het rustaltaar waar op Witte Donderdag de geconsacreerde Hostie bewaard wordt, het H. Graf. [N 96C (1989)]
III-3-3
|