e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hondsdraf draf: draof (Diepenbeek), -  dro.f (Diepenbeek), hondsdraf: hónsdraof (Diepenbeek), onderhaag: -  ɛonərɛho.x (Diepenbeek) hondsdraf [DC 60a (1985)] || Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)] III-4-3
hondsviooltje hondsfletje: hóns flétsjə (Diepenbeek), -  ɛhonsɛfletfə (Diepenbeek, ... ) hondsviooltje (Viola canina L.) [DC 60a (1985)] || Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)] III-4-3
hongervolk hongervolk: hoŋǝrvǫlk (Diepenbeek) Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d] II-6
hongerzwerm hongerzwerm: hoŋǝrzwɛrǝm (Diepenbeek) Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e] II-6
honing honing: howneŋ (Diepenbeek), hōneŋ (Diepenbeek), hōwniŋ (Diepenbeek), hōǝ.neŋ (Diepenbeek), hōǝneŋ (Diepenbeek), losse honing: losǝn hōneŋ (Diepenbeek) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honing halen uit klaver, linde enz vliegen op: vlīgǝn op (Diepenbeek) Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81] II-6
honing vloeibaar maken kolpen: kolpen (Diepenbeek) Gekristalliseerde honing door middel van een verwarmde ericaborstel of een verhit kolbtoestel vloeibaar maken. Dit is van toepassing bij het lossen van heidehoning, die in geleivorm in de raat zit. [N 63, 125c; N 63, 125b; monogr.] II-6
honing zeven zeven: zęjǝvǝn (Diepenbeek), zijgen: zęjgǝn (Diepenbeek) Het zeven van de honing tijdens het slingeren. Door een zeef aan de tapkraan te hangen kan men de druipende honing al reinigen. De in de honing achtergebleven zegels, broed, wasdeeltjes en andere onzuiverheden licht men eruit. Bij voorkeur zeeft men tweemaal tijdens het slingeren. Platte zeven geven vrij veel verlies en raken spoedig verstopt. Men kent ook bolvormige en puntvormige honingzeven. [N 63, 127a; Ge 37, 177; monogr.] II-6
honingbak honingtob: hōneŋtob (Diepenbeek) Opvangbak bij het slingeren voor gezeefde honing. Men kan hiervoor ieder willekeurig vat, een emmer (liefst geen zinken, gegalvaniseerde of koperen maar wel een roestvrij stalen), een kuip of pot gebruiken. [N 63, 127c; monogr.] II-6
honingblaas honingblaas: hōneŋbloas (Diepenbeek) Maag waarin de honing bewaard wordt. De honing of nectar wordt in de mondholte gezogen en verdwijnt via de keel in de slokdarm. Deze loopt door in het achterlijf en verwijdt zich daar tot een honingblaas (De Roever, pag. 16). [N 63, 44d; N 63, 44c] II-6