e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren haak aan de puthaak haak: hāk (Diepenbeek), puthaak: pøthōk (Diepenbeek), schaar: sxīər (Diepenbeek) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
ijzertje onder een schoen schoenbeslag: sjoen besloach (Diepenbeek) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
illustratie prentje: prɛ̄ntjə (Diepenbeek) een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] III-3-1
in beslag nemen / beslag leggen op aanslaan: aonslən (Diepenbeek) het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)] III-3-1
in de doodskist leggen kisten: kieste (Diepenbeek) een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)] III-2-2
in de moestuin werken hovenieren: hōvənīre (Diepenbeek) [N P (1966)] I-7
in de rot zetten trekken: trękǝ (Diepenbeek) Pasgemaakte loodwitverf enige maanden laten staan. Wanneer loodwit met lijnolie tot een dik deeg wordt aangemengd, heeft er een verzepingsproces plaats, waardoor de verf fijner van korrel wordt en een dekkender verflaag oplevert. Dit gaat met een kleine temperatuursverhoging gepaard en is na een paar maanden geëindigd (Zwiers II, pag. 303). [N 67, 27a] II-9
in de voor in de voor: ęn ǝ [voor] (Diepenbeek) Het paard dat een karploeg trekt, gaat "in de voor", d.w.z. door de ploeggeul. Als een zwaardere rechtse ploeg door een tweespan getrokken wordt, gaat het rechter paard (van achteren gezien) door de voor. Door de voor gaat ook het rechter wiel van een rechtse karploeg. [JG 1a; N 11A, 141b; monogr.] I-1
in een beek baden baden: en n beek bōͅien (Diepenbeek) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2
in lompen gekleed schabbetig: sjebbetig (Diepenbeek) In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] III-1-3