e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
japanlak japanlak: japanlak (Diepenbeek) Fabrieksmatig bereide glansverf met vernis of standolie als bindmiddel. [N 67, 21c; div.] II-9
jarig zijn jarig zijn: jeurig (Diepenbeek), verjaren: verjoaren (Diepenbeek) Jarig. [Willems (1885)] || zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): sjertel (Diepenbeek), sjertèl (Diepenbeek), zjertel (Diepenbeek) jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] || kousenophouder III-1-3
jas: algemeen jas: hēͅ is vōͅder zemme jas em mūder h⁄r geld; vōͅder zn kō en vōͅder zennen hond (Diepenbeek), heͅe is vōͅeder zenne jas, mūede hør geld; vōͅeder zen koͅi en vōͅeder zennen hond (Diepenbeek), pit: hije is vaoer zijene pit en moer heur gêld; vaor zijn koie en zènen hond (Diepenbeek), pit (Diepenbeek, ... ) jas || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jasje van het mantelpak pitje: pitšə (Diepenbeek) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort cache-poussire (fr.): kasjpoesjèèr (Diepenbeek), mantelvoordoek: maantelvjeureug (Diepenbeek) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] || stofjas III-1-3
jenever witje, een -: witteke (Diepenbeek) graanjenever III-2-3
jeneverbes jeneverbeer: žəneͅi̯vərbīēər (Diepenbeek), jeneverbes: -  zəneivərbesp (Diepenbeek), jeneverboompje: žəneͅi̯vərbømkən (Diepenbeek), jeneverstruik: žəneͅi̯vərstraok (Diepenbeek), -  zəneivərstro.ik (Diepenbeek) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)] III-4-3
jeugd, jongelieden jong, de -: jŏĕng (Diepenbeek), jongvolk: joenkfolk (Diepenbeek), jŏĕngvòlk (Diepenbeek), jonkheid: jŏĕngkét (Diepenbeek) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jicht jicht: jeïch (Diepenbeek), jeͅicht (Diepenbeek), jigt (Diepenbeek) reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2