e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ketsen, molenkar varen ketsen: kɛtsǝ (Diepenbeek) Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264] II-3
kettingeg, weide-eg kettel[eg]: kętǝl[eg] (Diepenbeek) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
keukenrek bred: brēət (Diepenbeek), reebank: rēəbaŋk (Diepenbeek), ribaŋk (Diepenbeek) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] III-2-1
kever, tor kever: kêëver (Diepenbeek) kever [Willems (1885)] III-4-2
kibbelen deinen: ze zeͅn wir an⁄t dēnen (Diepenbeek), kritikeren: ze zen wir ant kritikieren (Diepenbeek), stechelen: zə zeͅn wer an⁄t stichələn (Diepenbeek) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kiel kiel: kiel (Diepenbeek), kīl (Diepenbeek), kîl (Diepenbeek), kieltje: kelkən (Diepenbeek), Meestal blauw, wordt over het hoofd aangetrokken.  kilke (Diepenbeek), werkpitje: werəkpetšə (Diepenbeek) kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] || kleed (boerenkiel) || licht katoenen jasje III-1-3
kiembakje aardappelbakje: japǝlbɛkskǝ (Diepenbeek) Enige tijd voor het planten, van één tot twee maanden, in februari of maart dus, worden de pootaardappelen uit de kelder gehaald en in een kiembak op een warme zolder gezet. De aardappelen zullen dan gaan uitbotten, scheuten krijgen. Hier bewaart men ze tot de eigenlijke poottijd in mei. [JG 1a] I-5
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šī.tǝ (Diepenbeek) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! ho: Vgl. Diepenbeek Wb., pag. 99: houw, stop (voor paard)?  hou (Diepenbeek), kien: ken (Diepenbeek), kin (Diepenbeek, ... ), uit: oowet (Diepenbeek), vijfde, een ~: enne vijfde (Diepenbeek) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienen kienen: kenən (Diepenbeek), kinnen (Diepenbeek), De getallen werden soms op een eigenaardige manier afgeroepen:  kinn`n (Diepenbeek), kienspel: kenspēl (Diepenbeek), kinspēl (Diepenbeek) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Kienen. III-3-2