34126 |
koe met gebogen, opgezette rug |
kromme:
krōmǝ (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 145c]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangkont:
haŋkǫnt (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
dubbele:
dǫbǝl (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|
34121 |
koe met lange poten |
hoge:
hugǝ (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 142a]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlękput (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
zalenrug:
zǭlǝrøx (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|
34123 |
koe met ver uitspringende hielen |
franse:
fransǝ (Q071p Diepenbeek),
vlaamse:
vlamsǝ (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 144b]
I-11
|
33368 |
koedrempel, kribbeboom |
borstboom:
bǫs˱bom (Q071p Diepenbeek)
|
Een laag muurtje in de potstal dat de koeienstand van de voergang scheidt, ofwel de lage horizontale balk waar de koeien aan vastgebonden zijn in een stal zonder stalpalen, ofwel, in de stallen met een koeienstand, de horizontale balk die op de krib ligt en de stalpalen van onderen verbindt. De voorwerpen kunnen verschillend zijn, maar de functie is gemeenschappelijk. De meeste opgaven betreffen de verbindingsbalk van de stalpalen (onbekend in Q 187a, alleen in moderne boerderijen in Q 32). Deze balk ontbrak in L 159a, 191, 214a, 290, 291 en 377, waar de stalpalen in de grond of in de rand van de krib stonden. De onderste verbindingsbalk heeft de hoogte van de knie of de borst van de koeien. Waar in het lemma achter een opgave wordt vermeld balk met gaten betreft het geen verbindingsbalk maar een balk die op de grond tegen de krib of op de krib ligt en waaraan de koeien vastgebonden worden (met een touw door de balk of aan een ring door de balk). Sommige benamingen kunnen, opgevat als collectief, ook voor het hekwerk van stalpalen gelden. Zie ook afbeelding 10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38b en c; N 4, 61 en 61; A 10, 12 en 13; div.; monogr.]
I-6
|
34213 |
koeherder |
koeherd:
kǫu̯jǭ.t (Q071p Diepenbeek),
kǫu̯wjǫt (Q071p Diepenbeek)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34102 |
koeienmaag |
pens:
pęns (Q071p Diepenbeek)
|
Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11]
I-11
|