25422 |
ladder |
ladder:
ladder (Q071p Diepenbeek),
lɛdǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
34581 |
ladderboom |
balk:
balǝk (Q071p Diepenbeek)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
loaoi (Q071p Diepenbeek),
lōͅj (Q071p Diepenbeek),
lade van de tafel:
lōͅi van də tofəl (Q071p Diepenbeek),
lade van een tafel:
laoj vanə toͅfəl (Q071p Diepenbeek),
lowə vanə tofəl (Q071p Diepenbeek)
|
lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrā.x (Q071p Diepenbeek)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
leich sjoen (Q071p Diepenbeek),
platte schoen:
platte sjoen (Q071p Diepenbeek)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22562 |
lage kaart(en) |
kale kaart:
Vgl. pag. 337: iech höb niks as kaol kaot, ik heb alleen lage kaarten.
kaol kaot (Q071p Diepenbeek)
|
Kaarttermen: Kaarten van 2 tot 10.
III-3-2
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
fornuis:
fǝrnē̜ ̞s (Q071p Diepenbeek),
fornuisketel:
fǝrnēskɛtǝl (Q071p Diepenbeek),
koud vuur:
kāǝt˲vȳr (Q071p Diepenbeek)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q071p Diepenbeek)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klonk:
kloenk (Q071p Diepenbeek)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|