e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leren beenkap stramp: stramp (Diepenbeek), strampe (Diepenbeek) beenkap || lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren schede poche): poche (Diepenbeek), schede: šē̜j (Diepenbeek), tas: tɛs (Diepenbeek) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
letterzetten letters zetten: lɛtǝrs ˲zętǝ (Diepenbeek) Letters en cijfers schilderen. [N 67, 82b] II-9
letterzetter letterborstel: lɛtǝrbǫsǝl (Diepenbeek) Penseel waarvan de haarbundel spits toeloopt. Het wordt gebruikt bij het schilderen van naamborden, opschriften etc. [N 67, 42b] II-9
leugen leugen: da’s ein leugen (Diepenbeek), da’s ’n leugen (Diepenbeek), leugens (mv.): da zen l"gəs (Diepenbeek) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel zetel: zēətəl (Diepenbeek, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder leurder: lø͂ͅrder (Diepenbeek), ps. omgespeld volgens Frings.  l"rdər (Diepenbeek), lørdər (Diepenbeek) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren de commerce (fr.) opgaan: ps. omgespeld volgens Frings.  də kəmeͅrs oͅp (Diepenbeek), klinken schuren: ps. omgespeld volgens Frings.  kleͅŋkə šurə (Diepenbeek), op commerce (fr.) gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  oͅpkoͅmeͅrs goi̯n (Diepenbeek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leejven (Diepenbeek, ... ) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: leejven (Diepenbeek), leejvə (Diepenbeek), ljêêvən (Diepenbeek) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2