30579 |
loodvergiftiging |
loodziekte:
lut˲zik˱dǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Ziekte die ontstaat ten gevolge van het werken met loodhoudende verfstoffen. [N 67, 101; monogr.]
II-9
|
33679 |
loodzand |
zavel:
zǭvǝl (Q071p Diepenbeek)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blǫu̯ǝrǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
loon:
ps. omgespeld volgens Frings.
lun (Q071p Diepenbeek)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
de l"p vanə gəwiēr̄ (Q071p Diepenbeek),
de leup van e gewēĕr (Q071p Diepenbeek)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
lopig:
lø̄pex (Q071p Diepenbeek)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
29089 |
loos knoopsgat |
vals knoopskot:
vals knōpskūt (Q071p Diepenbeek)
|
Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141]
II-7
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
šeut (Q071p Diepenbeek)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loopen (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek),
lopen (Q071p Diepenbeek),
lōpen (Q071p Diepenbeek),
lōpən (Q071p Diepenbeek),
luopen (Q071p Diepenbeek)
|
lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̄pǝr (Q071p Diepenbeek),
lōpǝr (Q071p Diepenbeek)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|