34008 |
losgetuigd leiden |
los leiden:
lǫs lēǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
18697 |
losse linnen halsboord |
hemdsbandje:
høməsbeͅjntšəs (Q071p Diepenbeek)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
məšet (Q071p Diepenbeek)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29023 |
losse naad |
losse naad:
losǝ nǭt (Q071p Diepenbeek)
|
[N 62, 28; MW]
II-7
|
21218 |
losse plankbrug |
vonder:
kleine
vomer (Q071p Diepenbeek),
vondertje:
kleine brug voor voetpaadje
voͅnərkən (Q071p Diepenbeek)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
varkenstrog:
vɛrǝkǝstrox (Q071p Diepenbeek)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koekrib:
kukrep (Q071p Diepenbeek
[(trog alleen voor varkens)]
),
krib:
krep (Q071p Diepenbeek)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
geldmaal:
giltmaal (Q071p Diepenbeek)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
lôët (Q071p Diepenbeek),
lotje:
lôtshen (Q071p Diepenbeek)
|
Lot. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21738 |
loteling |
loter:
lotər (Q071p Diepenbeek)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|