e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederkruid hemdsknoopjes: huməsknəpkə (Diepenbeek), -  ɛhvməsɛknəpkəs (Diepenbeek, ... ) moederkruid (chrysanthemum parthenium L.) [DC 60a (1985)] || Moederkruid (chrysanthenum parthenium). Overblijvende plant. De stengel is ongeveer 45 cm hoog. de bladeren zijn geveerd; veelbladhoofdjes. De plant heeft een onaangename geur (mater, hemdsknopje). [N 92 (1982)] III-4-3
moedig (zijn) kloek: klok (Diepenbeek) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moedig en opgewekt (een) vieve: vī.vǝ (Diepenbeek), wakker: wakǝr (Diepenbeek) Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j] I-9
moeilijk vooruitkomen sukkelen: suggele (Diepenbeek) Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)] III-1-2
moeite moeite: moete (Diepenbeek) inspanning III-1-4
moer vooitje: voeike (Diepenbeek) konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] III-2-1
moer van de asstroppen moer: mǫjǝr (Diepenbeek) De moer waarmee de verschillende onderdelen van de asstroppen met elkaar verbonden worden. [JG, 1a] II-12
moeras moeras: murās (Diepenbeek), natte ven: nǭtǝ vęn (Diepenbeek) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerasspirea geitenbaard: geetəbaot (Diepenbeek), -  ɛgetəɛbo.t (Diepenbeek) moerasspiraea [DC 60a (1985)] || Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)] III-4-3
moerechte korf of kast normale korf: normǭlǝ kø̄rf (Diepenbeek) Een korf of kast bijen die weer een al of niet bevruchte moer heeft. [N 63, 60b] II-6