e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilband domband: dombānt (Diepenbeek), domsnuit: domsnǭǝt (Diepenbeek) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilkorf muilkorf: mǫwlkø̜jrf (Diepenbeek) Gevlochten korfje dat (jonge) dieren voorgebonden krijgen om te beletten dat zij van een bepaald soort voer eten, dat zij niet mogen hebben. [N 40, 105] II-12
muilkorf voor kalveren muilkorf: mǭǝlkørf (Diepenbeek) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer domp op de wang: djomp op z`n wang (Diepenbeek), kaakslag: kōͅkslōͅg (Diepenbeek), kô:kslô:g (Diepenbeek), mot op de kaak: mot op z`n kōͅk (Diepenbeek), muilpeer: mōlpiēər (Diepenbeek) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje aansteker: [aon: aan]  aonsteëker (Diepenbeek), insteker: ejnstiekers (Diepenbeek), muiltje: muilkes (Diepenbeek), slets: slets`n (Diepenbeek) insteekpantoffels, muiltjes || muiltje, slipper || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] || pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: mouës (Diepenbeek) muis [Willems (1885)] III-4-2
muis van de hand muis: moas (Diepenbeek) Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)] III-1-1
muizen muizen: mauzen (Diepenbeek) de katten muizen [ZND 31 (1939)] III-2-1
mulle grond mul: møl (Diepenbeek) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld kleingeld: ps. omgespeld volgens Frings.  klēgeͅilt (Diepenbeek), stukken: ps. omgespeld volgens Frings.  støkə (Diepenbeek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1