e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nek nak: nak (Diepenbeek) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken nemen: nemen (Diepenbeek), nēemen (Diepenbeek), nēmən (Diepenbeek), nêëmen (Diepenbeek) nemen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
nerf van de weide groes: gǝrus (Diepenbeek) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nerfkant nerfkant: nɛrfkant (Diepenbeek) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
nest nest: nihst (Diepenbeek) nest [Willems (1885)] III-4-1
nestkastje nestkastje: neiskaaske (Diepenbeek), neìskaaske (Diepenbeek) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1
nestverlater vlug: vlø͂ͅx (Diepenbeek), vlugjong: vloëg jung (Diepenbeek) jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
neteldoek neteldoek: nitǝldok (Diepenbeek) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
neus naas: nās (Diepenbeek) Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] II-10
neus (spotnamen) snuit: snoat (Diepenbeek) Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] III-1-1