e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omboorden afbiezen: ǭfbizǝn (Diepenbeek), afboorden: ǭfbjodǝn (Diepenbeek) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
omheinen afpalen: ōfpōu̯ǝlǝn (Diepenbeek), toevreden: tōu̯vrējǝn (Diepenbeek), uitdraden: ōu̯ǝtdrōu̯ǝdn (Diepenbeek), uitpalen: ǭu̯ǝtpōu̯ǝln (Diepenbeek) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tǭn (Diepenbeek) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omheining van het kerkhof kerkhofmuur: kèrkhofmoer (Diepenbeek) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omhulsel van het teellid sluif: slǫu̯f (Diepenbeek) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omjagen korf verzetten van plak: kø̄rf vǝrzɛtǝn van plak (Diepenbeek) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6
omslag omslag: ømslǭx (Diepenbeek) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslag [wld ii.7, p.82] omslag: umslaog (Diepenbeek) Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] III-1-3
omslag van de broek omslag: umslaog (Diepenbeek) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omslagdoek (alg.) hoofdslat: høytslat (Diepenbeek) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3