e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de markt verkopen markten: ps. omgespeld volgens Frings.  mēͅrtə (Diepenbeek), mēͅt’n (Diepenbeek) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de schouder zitten paard jagen: pjaad joagen (Diepenbeek) Op de rug zitten (poekelen, op de poekel/kraomejak zitten). [N 109 (2001)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: op zijn tiene lopen (Diepenbeek) Op zijn tenen lopen (trippelen). [N 109 (2001)] III-1-2
op de vingers fluiten fluiten: Antwoord onderlijnd.  fluiten (Diepenbeek) op de vingers fluiten [schuffelen] [N 112 (2006)] III-3-2
op de voor langs de voor: lɛŋs ˲dǝ vōr (Diepenbeek) Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.] I-1
op de wagen tassen lagen: lōvǝ (Diepenbeek) Het tassen van de schoven op de hoogkar. Zie de toelichting bij het vorige lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In het gebied waarvan de opgaven van dit lemma afkomstig zijn, is het kennelijk gebruikelijk de schoven rondom in de wagen, in de vorm van een ring, te leggen. [JG 1a; add. uit JG 1b en 2c] I-4
op een hoop gooien op een hoop gieten: ǫp nǝn hōp gīǝtǝn (Diepenbeek) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5
op een rij zetten renen: reenən (Diepenbeek) op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)] III-4-4
op een steeltje zetten op een staartje: op ǝ stɛtjǝ (Diepenbeek) De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ¬± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136] II-7
op een sukkeldrafje lopen sukkelachtig lopen: sukkelechtig loapen (Diepenbeek) Op een sukkeldrafje lopen (op een drafje, met schokjes, schokken). [N 109 (2001)] III-1-2