e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plaats waar men het slachtvee treft om het te verdoven hersenen: josǝlǝn (Diepenbeek), schedel: schedel (Diepenbeek) Verdooft men het dier met het schietmasker, dan moet de pin de kop binnendringen op het snijpunt van de lijnen linkerhoorn-rechteroog en rechterhoorn-linkeroog. Verdooft men het dier met een hamer of iets dergelijks, dan slaat men het doorgaans de schedel is. [N 28, 7; monogr.] II-1
plaats waar men het varken of rund steekt om het te doden keel: ki-jęjl (Diepenbeek), kījǝl (Diepenbeek) In vragenlijst 28 is afzonderlijk gevraagd naar de plaats waar men het varken resp. het rund steekt om te doden. Aangezien er een grote overeenkomst bestond in woordtypen tussen beide vragen, zijn deze twee vragen tot één lemma versmolten. [N 28, 13a; N 28, 13b; monogr.] II-1
plaatsvervangende peetoom lappeet: daad van vervangen heet: hand aarsteeken  lappeet (Diepenbeek) peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)] III-2-2
plaatsvervangende peettante lappaat: lappaajt (Diepenbeek) meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)] III-2-2
plakken plekken: plɛkǝ (Diepenbeek) Gezegd van een verflaag die nog niet zover gedroogd is dat stof er niet meer aan blijft plakken. [N 67, 74b] II-9
plaksel bloempap: blompap (Diepenbeek), pap: pap (Diepenbeek) Diverse plakmiddelen welke men voorheen gebruikte bij het maken van een schoen. Vóór de vinding en verbreiding van de Wener lijm kende men lijm van roggemeel en lijnzaadmeel, die men pap noemde (Liedmeier, pag. 20). Uit de antwoorden van Q 253, L 293, L 387 en Q 71 blijkt dat ook linzen, meel, tarwemeel en bloem grondstof voor deze plak kan zijn. Met dextrine wordt een gomachtige stof bedoeld, waarin zetmeel door de inwerking van zuren, oxyden etc. wordt omgezet (zie wbd II, afl. 3, pag. 708 s.v. plaksel. [N 60, 92a; N 60, 92b; N 60, 92c; N 60, 164a] II-10
plaksel [wld ii.10, p. 22] bloempap: blompap (Diepenbeek, ... ), pap: pap (Diepenbeek) Hoe noemt u in het algemeen het plaksel dat men vroeger gebruikte? (pap, plaksel?) [N 60 (1973)] || Plaksel, gemaakt van roggemeel? [N 60 (1973)] III-1-3
plakspaan plakspaan: plakspuǝr (Diepenbeek) Van een handvat voorziene houten of metalen plankje dat wordt gebruikt bij het gelijkschuren van raapspecie of gestort beton. Zie ook afb. 88. De 'sprahe' (Q 121) bestaat uit een rechthoekig blad van vrij dun en ietwat buigzaam staal waarop een handvat gemonteerd is. Zie voor dit woordtype ook RhWb (VIII), k. 404, s.v. 'Sprahe', ø̄spreeuwø̄. De 'houten riester' (Q 121) heeft dezelfde vorm als de 'sprahe'. Soms is op deze houten riester een laag 'vilt' ('velts') gespijkerd. De '(ijzeren) riester' (Q 121) vertoont grote overeenkomst met de 'sprahe', maar is van een dikkere soort staal gemaakt. De voorkant is afgerond in de vorm van een cirkelsegment (Lochtman, pag. 22). [N 30, 9; monogr.] II-9
plamuur binnenplamuur: benǝn[plamuur] (Diepenbeek), buitenplamuur: bǭtǝ[plamuur] (Diepenbeek), lakplamuur: lak[plamuur] (Diepenbeek), plamuur: plamȳr (Diepenbeek) Een uit verschillende grondstoffen samengesteld materiaal dat door de schilder wordt gebruikt om een zo effen mogelijke ondergrond te verkrijgen voor de aan te brengen afschilderverflagen. Plamuur wordt gewoonlijk met een plamuurmes opgestreken maar kan ook, in verdunde vorm, met de kwast worden aangebracht. Plamuur kan worden samengesteld uit in lijnolie gemalen krijtwit en loodwit, dat wordt vermengd met in water geweekte pijpaarde. Ook bloedpreparaten en emulsie worden in plamuur aangewend. [N 67, 28c; N 67, 28d; monogr.] II-9
plamuur aanbrengen plamuren: plamȳrǝ (Diepenbeek) Plamuur door middel van een plamuurmes of kwast opbrengen. Met behulp van plamuren kunnen schaafstreken en andere onregelmatigheden in het hout worden weggewerkt zodat een volkomen egaal oppervlak ontstaat. [N 67, 71b; div.] II-9