e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pootjesblaas pootblaas: putbluǝs (Diepenbeek) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop pop: em poop (Diepenbeek), pop (Diepenbeek, ... ), pôp (Diepenbeek) Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)] III-3-2
poppenspel poppenkast: poppekaas (Diepenbeek), poppenspel: popəspēl (Diepenbeek) de voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel] [N 112 (2006)] || De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] III-3-2
populier (alg.) populier: populier (Diepenbeek) Hoe noemt U: populier [N 50 (1972)] III-4-3
porselein porselein: poslē̜n (Diepenbeek) Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.] II-8
portemonnee, beurs beurs: bos (Diepenbeek), portemonnee (<fr.): enne liëren portemonaië (Diepenbeek), ɛnne lēre poͅrtemonēi (Diepenbeek), ɛnə liērə poͅrtəmənɛij (Diepenbeek), portemonneetje (<fr.): portemenèike (Diepenbeek) beurs || Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] || geldbeugel III-3-1
portret, foto foto: Syn. pertrèt, petrèt.  fottow (Diepenbeek), portret (<fr.): portret (Diepenbeek), pətreͅt (Diepenbeek), [Syn. fottow, pertrèt].  petrèt (Diepenbeek), [Syn. fottow, petrèt].  pertrèt (Diepenbeek) Foto. || Portret. [ZND 40 (1942)] III-3-2
postbode facteur (fr.): fakt"r (Diepenbeek), fakteur (Diepenbeek) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND] III-3-1
postelein porselein: pərslēͅ.n (Diepenbeek), postelein: Pĕslēn (Diepenbeek, ... ), p∂rŋ̄slu̯.n (Diepenbeek) [DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)] I-7
postzegel timbre (fr.): timbər (Diepenbeek), timper (Diepenbeek) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] || postzegel III-3-1