e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
retraite retraite (fr.): retraite (Diepenbeek) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retraitenhoas (Diepenbeek) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
reumatiek jicht: jeïch (Diepenbeek), jeͅicht (Diepenbeek), jigt (Diepenbeek), reumatis: rymətes (Diepenbeek) reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2
reuzel veer: viar (Diepenbeek), vet: vɛt (Diepenbeek) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
reuzel, bladvet veervet: bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben beste soort  vī.ərveͅt (Diepenbeek), vet: er zijn 2 soorten: bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben) en darmenvet (rond de darmen)  veͅt (Diepenbeek) bladvet, reuzelvet [Goossens 1a (1955)] || varkensvet [Goossens 1a (1955)] III-2-3
revers revers: rǝvē̜r (Diepenbeek), revers (fr.): reveir (Diepenbeek, ... ), revèèr (Diepenbeek) de omslag van de kraag op de borst (revers?) [N 59 (1973)] || De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)] || kraagomslag II-7, III-1-3
ribbel ribbel: ribbəl (Diepenbeek) een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)] III-4-4
ribben in stukken delen doorkappen: doorkappen (Diepenbeek), dǭrkapǝn (Diepenbeek) [N 28, 104; N 28, 106a; monogr.] II-1
riek of schop om mestplakken en molshopen te verspreiden strontschup: %%voor de verspreiding van mestplakken en/of molshopen gebruikt men deze%%  riek (Diepenbeek) Termen die niet op een speciaal bij de verspreiding van mestplakken of molshopen gebruikte riek of schop wijzen, zijn aan het eind van het lemma slechts in de woordtypevorm vermeld. Voor de dialectvarianten daarvan zie men de lemmata ''mestriek'' en ''spade, spitschop'', alsmede de schopbenamingen in I.4 onder "gereedschap en gerei in het algemeen". [N 14, 81; N 18, 29; div.] I-2
riek om te rooien mesthaak: męi̯shōk (Diepenbeek) Speciale aardappelriek om mee te rooien, waarvan de benaming afwijkt van die van de algemene riek. Doorgaans heeft de rooiriek minder tanden dan de algemene riek die dient om aardappels te scheppen en te verplaatsen. Drie of vier tanden is normaal. Zie de toelichting bij het lemma Aardappelriek, Algemeen. Bij het type mesthaak, mestgaffel is uitdrukkelijk opgegeven dat het stuk gereedschap met deze naam voor het rooien van aardappelen wordt gebruikt. In L 360 merkt de zegsman op dat men om te rooien een riek gebruikt met platte tanden, zonder bolletjes; en om te scheppen een riek met ronde tanden met bolletjes. [N 12, 36; N 18, 23 en 26b; JG 2c; A 28, 3; monogr.; add. uit N 18, 58 en 60] I-5