e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringrups ringrups: reͅŋröps (Diepenbeek) ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2
rinkelen met de altaarbel bellen: bellen (Diepenbeek) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rins amper: ampər (Diepenbeek), rins: reͅnsɛ botər (Diepenbeek), sterk: stɛrkə botər (Diepenbeek), zurig: zoerig (Diepenbeek) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3
riool rigole (fr.): rəgol (Diepenbeek) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] III-3-1
ripszijde ripzijde: repzęj (Diepenbeek) Zware zijde geweven in fijne ribbels. [N 62, 79b] II-7
rit toer (<fr.): toer (Diepenbeek) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritnaald, larve van de kniptor koperworm: kōpərwørəm (Diepenbeek) ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)] III-4-2
ritselen wiemelen: wiemələn (Diepenbeek) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ritssluiting rits: rits (Diepenbeek), tirette: tiręt (Diepenbeek), tirette (fr.): tierèt (Diepenbeek), tiret (Diepenbeek) Hoe noemt U een ritssluiting? [N 62 (1973)] || ritssluiting || Ritssluiting [DC 64 (1989)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW] II-7, III-1-3
robinia acacia: acacia (Diepenbeek) Hoe noemt U: acacia [N 50 (1972)] III-4-3