e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roekoeën roeken: roeke (Diepenbeek) Kirren. III-3-2
roep- en lokwoord voor de eend wiede, wiede, wiede: widǝ, widǝ, widǝ (Diepenbeek) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans sjiep: šip (Diepenbeek) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kalkoen sjiep: šip (Diepenbeek) Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4] I-12
roep- en lokwoord voor de kip pik toe, pik toe: pek tu, pek tu (Diepenbeek), sjiep: šep (Diepenbeek), tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Diepenbeek) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big tie, tie, tie: ti, ti, ti (Diepenbeek) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken sjiep: šep (Diepenbeek), tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Diepenbeek), tsjiep, tsjiep: tšep, tšep (Diepenbeek) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kuš, kuš, kuš (Diepenbeek) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam mut kom: mø̜t kǫm (Diepenbeek) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap mettetje, mettetje: mø̜tǝkǝ, mø̜tǝkǝ (Diepenbeek) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12