e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rotstraal rotte straal: rǫtǝ strōǝ.l (Diepenbeek) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rouwsluier aan een hoed voile-tje: vuəlkə (Diepenbeek) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
roven roven: rǫwvǝn (Diepenbeek) Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95] II-6
royaal royaal (<fr.): das rejo-el voil (van een koopsom bv)  rəjōͅəl (Diepenbeek), mild  rojaul (Diepenbeek), mild, onbekrompen  reōͅl (Diepenbeek), roiōͅl (Diepenbeek) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenbottel hanenkul: -  ɛhu.nəɛkələ (Diepenbeek, ... ), meerv.: haon\\k\\l\\  haonəkəl (Diepenbeek) rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] III-4-3
rozenhoedje rozenhoedje: ruzzenhūūdje (Diepenbeek) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans paternoster: paternoster (Diepenbeek) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed rozenkrans: roezenkrans (Diepenbeek) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand rozenkransmaand: roezenkransmoend (Diepenbeek) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rug croupon: krupǫn (Diepenbeek), rug: rø̜x (Diepenbeek), røͅg (Diepenbeek) de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, II-10, III-1-1