33901 |
rotstraal |
rotte straal:
rǫtǝ strōǝ.l (Q071p Diepenbeek)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
voile-tje:
vuəlkə (Q071p Diepenbeek)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
28078 |
roven |
roven:
rǫwvǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95]
II-6
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
das rejo-el voil (van een koopsom bv)
rəjōͅəl (Q071p Diepenbeek),
mild
rojaul (Q071p Diepenbeek),
mild, onbekrompen
reōͅl (Q071p Diepenbeek),
roiōͅl (Q071p Diepenbeek)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
-
ɛhu.nəɛkələ (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
meerv.: haon\\k\\l\\
haonəkəl (Q071p Diepenbeek)
|
rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23721 |
rozenhoedje |
rozenhoedje:
ruzzenhūūdje (Q071p Diepenbeek)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23716 |
rozenkrans |
paternoster:
paternoster (Q071p Diepenbeek)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
roezenkrans (Q071p Diepenbeek)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roezenkransmoend (Q071p Diepenbeek)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17767 |
rug |
croupon:
krupǫn (Q071p Diepenbeek),
rug:
rø̜x (Q071p Diepenbeek),
røͅg (Q071p Diepenbeek)
|
de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, II-10, III-1-1
|