e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sanctus sanctus (lat.): sancties (Diepenbeek) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sandaal sandaal: sandalen (Diepenbeek) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
satijn satijn: satē̜ǝn (Diepenbeek) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
satijnkwastje satijnborstel: satęjnbǫsǝl (Diepenbeek) Kleine soort glaceerkwast die bij het nabootsen van mahoniehout wordt gebruikt voor het invegen van de bloem. [N 67, 40] II-9
satinet satinet: satinet (Diepenbeek) Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW] II-7
saus saus: sóóz (Diepenbeek) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: savoͅiə (Diepenbeek), savooiekool: savoje kul (Diepenbeek), savooikool: savoij kul (Diepenbeek), savooitje: savojkes (Diepenbeek) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: sjappelier (Diepenbeek) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scapuliermedaille medailletjes (<fr.) van de scapulier: medoalleke vanne sjappelier (Diepenbeek) Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
schaaf schaaf: šāf (Diepenbeek) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12