e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenstebuiten links: links (Diepenbeek) Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] III-1-3
binnenvoering linnen: lenǝn (Diepenbeek), stijve stof: stęjf stǫf (Diepenbeek) Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133] II-7
binnenwerk binnen verven: benǝ vęrvǝ (Diepenbeek) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
binnenzak binnenmaal: benəmōͅl (Diepenbeek) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
binnenzool binnenzool: benǝnzǭl (Diepenbeek) Het stuk leer ter lengte van de hele voet en in de vorm daarvan, waaroverheen het overleer wordt omgeslagen bij het overhalen en waaronder de tussenzool, de loopzool en hak bevestigd worden. [N 60, 77; N 60, 233f; N 60, 233a] II-10
binnenzool [wld ii.10, p. 38] binnenzool: binnenzoal (Diepenbeek) Een binnenzool? [N 60 (1973)] III-1-3
bioscoop cinema: senəma (Diepenbeek), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  cinema (Diepenbeek), No de cinnema gòn: Naar de film gaan.  cinnema (Diepenbeek) Cinema. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)] || Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bit gebit: gǝbē.t (Diepenbeek), stang: staŋ (Diepenbeek) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bits kortaf: h(i)ē(ə) es nogal kotō(a)f en zən mənīr va spr(i)ē(ə)kən (Diepenbeek, ... ), snibbig: hē is nogal sneppig (Diepenbeek, ... ) Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-1
bitstang stang: staŋ (Diepenbeek) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10