18225 |
binnenstebuiten |
links:
links (Q071p Diepenbeek)
|
Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
linnen:
lenǝn (Q071p Diepenbeek),
stijve stof:
stęjf stǫf (Q071p Diepenbeek)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|
30712 |
binnenwerk |
binnen verven:
benǝ vęrvǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a]
II-9
|
18529 |
binnenzak |
binnenmaal:
benəmōͅl (Q071p Diepenbeek)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30988 |
binnenzool |
binnenzool:
benǝnzǭl (Q071p Diepenbeek)
|
Het stuk leer ter lengte van de hele voet en in de vorm daarvan, waaroverheen het overleer wordt omgeslagen bij het overhalen en waaronder de tussenzool, de loopzool en hak bevestigd worden. [N 60, 77; N 60, 233f; N 60, 233a]
II-10
|
18448 |
binnenzool [wld ii.10, p. 38] |
binnenzool:
binnenzoal (Q071p Diepenbeek)
|
Een binnenzool? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
senəma (Q071p Diepenbeek),
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
cinema (Q071p Diepenbeek),
No de cinnema gòn: Naar de film gaan.
cinnema (Q071p Diepenbeek)
|
Cinema. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)] || Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33936 |
bit |
gebit:
gǝbē.t (Q071p Diepenbeek),
stang:
staŋ (Q071p Diepenbeek)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
19352 |
bits |
kortaf:
h(i)ē(ə) es nogal kotō(a)f en zən mənīr va spr(i)ē(ə)kən (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
snibbig:
hē is nogal sneppig (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)]
III-1-4, III-3-1
|
33937 |
bitstang |
stang:
staŋ (Q071p Diepenbeek)
|
De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42]
I-10
|