e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuiver (belg.) stuiver: ps. omgespeld volgens Frings.  st"vər (Diepenbeek) Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
stuk boomstam korthout: kǫthōt (Diepenbeek) Stuk van een doorgezaagde boomstam. Zie ook het lemma ɛbollenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 50, 16b; N 75, 115c] II-12
stuk grond stuk: støk (Diepenbeek) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuk onontgonnen grond ven: vęn (Diepenbeek) Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254] I-8
stuks -vee stuks (vee): støks (Diepenbeek) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
stuntelen martelen: mattel’n (Diepenbeek) sukkelen III-1-4
sudderen broddelen: broddel’n (Diepenbeek) sudderen III-2-3
suikerbiet suikerbiet: sǫkǝrbīt (Diepenbeek) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikeroom suikernonk: sokkernoenk (Diepenbeek) Een ongetrouwde oom, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikeroom, suikeren oom) [N 115 (2003)] III-2-2
suikertante suikertant: sokkertaant (Diepenbeek) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2