e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suisse suisse (fr.): swies (Diepenbeek) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren fluiten: fleuten (Diepenbeek) Suizen van de oren (soezen, toeten, tuiten, fluiten, ruisen). [N 109 (2001)] III-1-1
t-vormige hoeve winning: [winning] (Diepenbeek) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taai-taai couque de dinant (fr.): kókdenang (Diepenbeek) dinant (gebak van _ ) III-2-3
taaien bot maken: bot moaken (Diepenbeek) ijs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien] [N 112 (2006)] III-3-2
taats van het staakijzer pijl: pil (Diepenbeek), pin: pen (Diepenbeek), punt: pynt (Diepenbeek), spil: spel (Diepenbeek) Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24] II-3
taatspot van het staakijzer kleine pan: kle̜jn pan (Diepenbeek), pan: pan (Diepenbeek) De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g] II-3
tabak toebak: tóbbak (Diepenbeek) tabak III-2-3
tabakspruim pruim: poum (Diepenbeek) tabakspruim III-2-3
tabakssap smats: smats (Diepenbeek) speeksel (bij tabak kauwen) III-2-3