e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweespeen tweedemer: twidømǝr (Diepenbeek) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweetakrijn tweetak: twēǝtak (Diepenbeek) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg wis: wis (Diepenbeek) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twintig frank twintig: ps. omgespeld volgens Frings.  twintəx (Diepenbeek, ... ) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
u-vormige hoeve open boerderij: ōpǝ [boerderij] (Diepenbeek) De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3] I-6
ui, ajuin jaan: jaon (Diepenbeek), jōͅ.n (Diepenbeek), jōͅn (Diepenbeek), joun: jauen (Diepenbeek), jou (Diepenbeek), juin: jouin (Diepenbeek) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2a (1963)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier uier: uier (Diepenbeek), ø̜̄r (Diepenbeek), ø̜̄ǝ.r (Diepenbeek), ø̜̄ǝr (Diepenbeek) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uil bosuil: bosuil (Diepenbeek), uil: uil (Diepenbeek) bosuil || uil [Willems (1885)] III-4-1
uit de hand verkopen uit de hand verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅyu̯tərhānt (Diepenbeek), vertuisen: ps. omgespeld volgens Frings.  vərtūəs’n (Diepenbeek) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uit de rij zetten vooruitzetten: vø̄rǫwt˲zɛtǝn (Diepenbeek) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6