26765 |
veenachtig, moerassig, laaggelegen land |
natte ven:
nǭtǝ vęn (Q071p Diepenbeek)
|
Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.]
II-4
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
ven:
ven (Q071p Diepenbeek),
vęn (Q071p Diepenbeek)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24262 |
veer |
pluim:
plōūm (Q071p Diepenbeek)
|
veer, veder [Willems (1885)]
III-4-1
|
24779 |
veerdelig tandzaad |
poppenluis:
-
po.pəɛlḁys (Q071p Diepenbeek)
|
driedelig tandzaad [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
21182 |
veerpont |
veer:
veejr (Q071p Diepenbeek)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
fjottig oeren gebed (Q071p Diepenbeek)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34282 |
veevoer verzamelen |
halen:
hǭǝlǝn (Q071p Diepenbeek),
maaien:
męi̯ǝn (Q071p Diepenbeek),
plukken:
pløkǝn (Q071p Diepenbeek),
plękǝ (Q071p Diepenbeek),
snijden:
snē̜ǝn (Q071p Diepenbeek),
snęi̯ǝn (Q071p Diepenbeek),
uittrekken:
ǭ.trękǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
33358 |
veevoerkookketel |
fornuisketel:
fǝrnǭskɛtǝl (Q071p Diepenbeek)
|
De ketel waarin het voer voor het vee gekookt en gemengd wordt. In deze ketel wordt ook wel de was gekookt. Soms worden het voer voor de koeien en dat voor de varkens in dezelfde ketel bereid, meestal echter niet; zie het lemma "varkensketel" (2.2.11). De ketel kan apart, los zijn of (moderner) vast (als een ronde bak met een deksel en een aftapkraan) met een vuur verbonden zijn dat er onder brandt. Aan dit laatste doen vooral de benamingen stookketel, stoomketel en machinesketel denken. De inhoud is dan 100 liter of meer, de hoogte van het geheel ongeveer 150 cm en de doorsnede ruim 100 cm. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5 A, 35b; N 4, 57; monogr.]
I-6
|
19431 |
vegen, keren |
keren:
kēi̯rə (Q071p Diepenbeek),
uitkeren:
oͅatki̯ēərən (Q071p Diepenbeek),
oͅu̯i̯tkērə (Q071p Diepenbeek)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19959 |
veger |
veger:
vę.ǝgǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en jonge bijen. In plaats van de koningin te zoeken veegt men bij deze methode al de bijen van de ramen in een lege kast, waarin dan de nodige ramen gehangen worden. De vliegbijen zullen de veger verlaten en terugkeren naar de oude staanplaats. Zo blijven alleen de koningin en de zeer jonge bijen in de nieuwe kast. De oude kast zal, wanneer zij de moerloosheid vaststelt, koninginnendoppen aanzetten om het oude peil opnieuw te bereiken (Eeckhout, pag. 148). [N 63, 92b; N 63, 37e]
II-6
|