33475 |
venster onder een dakwelving |
dakvenstertje:
dø̜̄k˲venstǝrkǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Bedoeld wordt een vertikaal venster of luik onder een welving van het dak in het dak. Het dient om de zolder te belichten en (vooral) te beluchten, minder om er iets door te steken. De vorm is vaak een halve cirkel (zie het lemma "half-cirkelvormig raam", 4.2.15). De benamingen zijn soms gelijk aan die van het dakvenster (zie dat lemma) of andere vensters in het dak. Zie ook het lemma "gat in eeen klein dakschild" (4.2.10). [N 4A, 45d]
I-6
|
30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
venstǝrplǭǝt (Q071p Diepenbeek),
vinstǝrplǭǝt (Q071p Diepenbeek)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30773 |
vensterglas |
ruit:
rǭt (Q071p Diepenbeek)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (Q071p Diepenbeek),
plafǝtȳrǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33671 |
venweide |
beemd:
bęm (Q071p Diepenbeek)
|
Weiland aan of rondom een ven. [N 27, 23c]
I-8
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
veraanərən (Q071p Diepenbeek)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (Q071p Diepenbeek),
vərbärgən (Q071p Diepenbeek),
Alleen gebruikt voor het verbergen van een geheim.
(verbergen) (Q071p Diepenbeek),
versteken:
versteken (Q071p Diepenbeek),
vortsteken:
vortsteken (Q071p Diepenbeek)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
Iech speel bak lénks.
bak (Q071p Diepenbeek)
|
Achterspeler.
III-3-2
|
25362 |
verdoven |
dolhouwen:
dǭlhōwǝ (Q071p Diepenbeek),
doodslaan:
doodslaan (Q071p Diepenbeek)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|