e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlechten van het binnendeksel een kim leggen: een kim leggen (Diepenbeek) Het aanelkaar vlechten van de stekken van het binnendeksel. [N 40, 90] II-12
vlechthoepel reep: reep (Diepenbeek) De hoepel die de rechtopstaande wissen voorlopig bijelkaar houdt. Het omdoen van de hoepel wordt in Neeritter (L 321) bijeenbinden (bęjęjnbenjǝ) genoemd. [N 40, 53] II-12
vlechtlatten stijpstekken: stepstɛkǝ (Diepenbeek) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechtnaald, vlechtpriem priem: priem (Diepenbeek) Naald of priem waarmee men een gaatje in het stro of buntgras steekt om de vlechtband erdoor te kunnen steken, voordat men de bundel stro of buntgras met de vlechtband aantrekt. Vroeger kende men priemen van schape- of geitebot (Brekelmans, pag. 19). Volgens de informant van L 318 werd een kaarnaald gemaakt uit been of palmehout. Een rond houtje, een spijker of een ronde priem kunnen ook voldoen. Voor buntgras moet men echter een platte priem gebruiken. Sommige vlechters werken met een holle priem. Deze wordt door het stro of buntgras gestoken waarna men de vlechtband door de holle kant trekt. [N 40, 127; N 40, 128] II-6
vlechttwijgen vitsen: vetsǝ (Diepenbeek) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlees conserveren inzouten: inzouten (Diepenbeek), ęjnzātǝn (Diepenbeek) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1
vlees van de aardappelen aardappel: [aardappel] (Diepenbeek) Het vruchtvlees, het eetbare deel van de aardappel. Voor de fonetische documentatie van het type aardappel, zie men het lemma Aardappel. [JG 1a] I-5
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst tas: (mv)  tɛ̄sǝ (Diepenbeek) [N 8, 11; N 8, 31 en 32.2] I-9
vleeskant vleeskant: vlīskant (Diepenbeek) De kant van de huid waar de haren van het dier niet gezeten hebben, de vleeskant. [N 60, 3b; N 60, 3c; N 36, 2b] II-10
vleeskoe vettype: vętep (Diepenbeek) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11