32530 |
vlechten van het binnendeksel |
een kim leggen:
een kim leggen (Q071p Diepenbeek)
|
Het aanelkaar vlechten van de stekken van het binnendeksel. [N 40, 90]
II-12
|
32509 |
vlechthoepel |
reep:
reep (Q071p Diepenbeek)
|
De hoepel die de rechtopstaande wissen voorlopig bijelkaar houdt. Het omdoen van de hoepel wordt in Neeritter (L 321) bijeenbinden (bęjęjnbenjǝ) genoemd. [N 40, 53]
II-12
|
30183 |
vlechtlatten |
stijpstekken:
stepstɛkǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld]
II-9
|
28699 |
vlechtnaald, vlechtpriem |
priem:
priem (Q071p Diepenbeek)
|
Naald of priem waarmee men een gaatje in het stro of buntgras steekt om de vlechtband erdoor te kunnen steken, voordat men de bundel stro of buntgras met de vlechtband aantrekt. Vroeger kende men priemen van schape- of geitebot (Brekelmans, pag. 19). Volgens de informant van L 318 werd een kaarnaald gemaakt uit been of palmehout. Een rond houtje, een spijker of een ronde priem kunnen ook voldoen. Voor buntgras moet men echter een platte priem gebruiken. Sommige vlechters werken met een holle priem. Deze wordt door het stro of buntgras gestoken waarna men de vlechtband door de holle kant trekt. [N 40, 127; N 40, 128]
II-6
|
30184 |
vlechttwijgen |
vitsen:
vetsǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
25446 |
vlees conserveren |
inzouten:
inzouten (Q071p Diepenbeek),
ęjnzātǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
33170 |
vlees van de aardappelen |
aardappel:
[aardappel] (Q071p Diepenbeek)
|
Het vruchtvlees, het eetbare deel van de aardappel. Voor de fonetische documentatie van het type aardappel, zie men het lemma Aardappel. [JG 1a]
I-5
|
33784 |
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst |
tas:
(mv)
tɛ̄sǝ (Q071p Diepenbeek)
|
[N 8, 11; N 8, 31 en 32.2]
I-9
|
30802 |
vleeskant |
vleeskant:
vlīskant (Q071p Diepenbeek)
|
De kant van de huid waar de haren van het dier niet gezeten hebben, de vleeskant. [N 60, 3b; N 60, 3c; N 36, 2b]
II-10
|
34130 |
vleeskoe |
vettype:
vętep (Q071p Diepenbeek)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|