e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bof dikoor: dukoer (Diepenbeek) hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
bokking bokkem: bōͅkem (Diepenbeek), bökkem (Diepenbeek) bakharing || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolderik egel: īgǝl (Diepenbeek), igel: -  ɛi.gəl (Diepenbeek) Agrostemma githago L. Een vroeger vrij algemeen, maar nu zeldzaam voorkomend giftig onkruid op akkers en in korenvelden met een ruwbehaarde kelk en bloemen, die paars of purper (zelden wit) van kleur zijn. Het bloeit in juni en juli en wordt 20 tot 100 cm hoog. [A 60A, 58; monogr.] || bolderik [DC 60a (1985)] I-5, III-4-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoeït (Diepenbeek), boͅlhuət (Diepenbeek) bolhoed [N 25 (1964)] || Hoe noemt men een (dames- en heren-)hoed van wolvilt? [-> bolhoed] [N 45 (1972)] III-1-3
bolhoed: spotnamen bolletje: bulleke (Diepenbeek), hondsnestje: hoͅnsneͅjskə (Diepenbeek) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] || Welke namen kent U voor de stijve hoed met ronde bol? (eventueel spotnamen) [bolhoed] [N 45 (1972)] III-1-3
bolle wangen bolle wangen: bolwangen (Diepenbeek) Bolle wangen (toetwangen, appel-wangen, volle maan, kakwangen). [N 109 (2001)] III-1-1
bolletjes stuifmeel pollen: polǝ (Diepenbeek) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bolster van de okkernoot dolster: dāster (Diepenbeek) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bonenkruid bonenkruid: bónnekroad (Diepenbeek), kolle: kólle (Diepenbeek) I-7
bonk- of grauwveen turfgrond: rǝfgrǫnt (Diepenbeek) De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a] II-4