32472 |
wissen sorteren |
sorteren:
sorteren (Q071p Diepenbeek)
|
De gekapte wissen op maat sorteren. Bij het sorteren wordt een hoeveelheid wissen in een ondiepe put of een schuin in de grond geplaatste ton gezet. De langste wissen worden dan vervolgens aan de bovenzijde vastgepakt en door middel van een schuddende beweging gescheiden van de kortere wissen. Deze handeling wordt herhaald tot alle wissen op lengte gerangschikt zijn. [N 40, 11]
II-12
|
32497 |
wissen weken |
(de) wissen weken:
wisǝ wēkǝ (Q071p Diepenbeek
[(in een beek)]
)
|
De wissen in water onderdompelen om ze soepeler te maken. Grauwe wissen dienen, afhankelijk van de omstandigheden, één √† twee weken te weken, witte wissen en buffwissen één √† twee uur. [N 40, 20; monogr.]
II-12
|
32477 |
wissenmijt |
wissenmijt:
wisǝmęjt (Q071p Diepenbeek)
|
Een stapel grauwe wissenschoven die in de buitenlucht liggen te drogen. [N 40, 16; N 40, 17]
II-12
|
32474 |
wissenschoof |
bussel:
bø̜jsǝl (Q071p Diepenbeek)
|
Een tot een bundel gebonden hoeveelheid wissen. [N 40, 10]
II-12
|
32487 |
wissenschors |
schaal:
schaal (Q071p Diepenbeek),
schors:
sxǫts (Q071p Diepenbeek)
|
De schil die van de wissen verwijderd wordt. [N 40, 32]
II-12
|
32462 |
wistop |
tip:
tøp (Q071p Diepenbeek)
|
De bovenkant van een wis. [N 40, 29]
II-12
|
32463 |
wisvoet |
kont:
kǫnt (Q071p Diepenbeek)
|
De onderkant van een wis. [N 40, 28]
II-12
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
bendje (Q071p Diepenbeek),
bädjntš’n (Q071p Diepenbeek),
e bēntje (Q071p Diepenbeek),
colletje (<fr.):
ə kolək’n (Q071p Diepenbeek),
sjaaltje:
ə šalək’n (Q071p Diepenbeek),
sjerpje:
ə šärpk’n (Q071p Diepenbeek)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄.r (Q071p Diepenbeek),
witte plak:
wetǝ plak (Q071p Diepenbeek)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
32541 |
wit werk |
wit werk:
wet węrǝk (Q071p Diepenbeek)
|
Vlechtwerk dat van witte wissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛwitte wissenɛ.' [N 40, 22]
II-12
|