30657 |
witkwast |
blokborstel:
blǫk˱bǫsǝl (Q071p Diepenbeek)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
24521 |
witte abeel |
vuilboom:
voalbomme (Q071p Diepenbeek)
|
Hoe noemt U: de witte populier [N 50 (1972)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witten donnerdoag (Q071p Diepenbeek)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kanten muts:
kantə moͅts (Q071p Diepenbeek)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
muts:
məts (Q071p Diepenbeek)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklaver:
stēi̯ǝn[klaver] (Q071p Diepenbeek),
witte klaver:
wetǝ [klaver] (Q071p Diepenbeek)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kabuiskool:
keboaskoel (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
kebouskoel (Q071p Diepenbeek),
wit moes:
wit moes (Q071p Diepenbeek),
witte kool:
wetə ky(3)̄.l (Q071p Diepenbeek),
witte koel (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermeͅnneken (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
akərmeͅnəkə (Q071p Diepenbeek),
Frings
akərmeͅnəkə (Q071p Diepenbeek),
koninkje:
køneŋskə (Q071p Diepenbeek),
witte kwikstaart:
witte kwikstat (Q071p Diepenbeek)
|
kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornet (<fr.):
kərneͅt (Q071p Diepenbeek)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
slaapmet:
slopmeͅt (Q071p Diepenbeek)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|