33476 |
cirkelvormig raam |
zon:
zǫn (Q071p Diepenbeek)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
31773 |
cirkelzaagmachine |
ronde zeeg:
rǫn zēx (Q071p Diepenbeek)
|
Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.]
II-12
|
33518 |
citroenmelisse |
levraan:
levrow (Q071p Diepenbeek)
|
I-7
|
18518 |
colbertjasje |
colbert (fr.):
kolbeir (Q071p Diepenbeek),
pit:
pit (Q071p Diepenbeek)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || het colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
die met de klapschotel rondgaat:
dèè be de klapsjuttel rondgèt (Q071p Diepenbeek)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23630 |
collectebakje |
klapschotel:
klapsjuttel (Q071p Diepenbeek)
|
Een collectebakje aan een lange steel [centebekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23625 |
collecteren |
bet de klapschotel rondgaan:
bè de klapsjuttel rondgoan (Q071p Diepenbeek)
|
Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23629 |
collecteschaal |
klaterschotel:
klapsjuttel (Q071p Diepenbeek)
|
De schaal, het bord waarmee in dat geval gecollecteerd werd [schaol, sjaal, telder, klaaterschoeëtel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23640 |
communie |
communie (<lat.):
kemunnen (Q071p Diepenbeek)
|
De communie, deel van de mis waarin priester en gelovigen communiceren [kemuunie, kómmelejoeën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23651 |
communie-uitdeling |
communie (<lat.) uitdelen:
kemunnen oatdeilen (Q071p Diepenbeek)
|
Communie-uitdeling, communie-uitreiking buiten de mis (b.v. zondagmorgen een (half) uur vóór de vroegmis). [N 96B (1989)]
III-3-3
|