18409 |
dameshoed? |
hoed:
huət (Q071p Diepenbeek),
hy (Q071p Diepenbeek),
vrouwluihoed:
vreliehoeït (Q071p Diepenbeek)
|
dameshoed [N 25 (1964)] || Hoe noemt U de hoed die vrouwen dragen? [N 45 (1972)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantəl (Q071p Diepenbeek)
|
damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
dampen:
dampə (Q071p Diepenbeek)
|
dampen, wasemen [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
28402 |
dar |
dar:
dar (Q071p Diepenbeek)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
25435 |
darmen |
bedrusj:
bǝdruš (Q071p Diepenbeek),
dikke darm:
dykǝ dęrm (Q071p Diepenbeek),
dunne darm:
døn dęrm (Q071p Diepenbeek),
klinkdarm:
klinkdarm (Q071p Diepenbeek),
kromme darm:
kromme darm (Q071p Diepenbeek),
krøm dęrm (Q071p Diepenbeek),
rechte darm:
rechte darm (Q071p Diepenbeek),
worstdarm:
wozdęrm (Q071p Diepenbeek)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
vulkoren:
vølkōn (Q071p Diepenbeek),
vullen:
vullen (Q071p Diepenbeek)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|
25452 |
darmen schoonmaken |
darmen krabben:
[darmen] krabǝn (Q071p Diepenbeek),
schrabben:
šrabǝn (Q071p Diepenbeek)
|
De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.]
II-1
|
25439 |
darmenbak |
mookkruigel:
mokrø̄gǝl (Q071p Diepenbeek)
|
Mand, bak of iets dergelijks waarin de ingewanden worden opgevangen, als de buik wordt doorgesneden. [N 28, 61; monogr.]
II-1
|
21084 |
darmvet |
darmvet:
omgeeft de darmen; mindere soort vet
dɛ.rəmveͅt (Q071p Diepenbeek),
kraagvet:
krāgvɛt (Q071p Diepenbeek),
net:
net (Q071p Diepenbeek)
|
darmenvet [Goossens 1a (1955)] || Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.]
II-1, III-2-3
|
28550 |
darren doden |
afsteken:
ǭfstēǝ.kǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Het doden van de darren door de werksters op het einde van de zomer, als het bijenjaar ten einde loopt. De dar heeft dan geen bestaansrecht meer binnen het volk en wordt door de werkbij onherroepelijk naar buiten gewerkt. De darren krijgen minder voedsel, verzwakken en sterven buiten de korf of kast van uitputting en kou. Onwillige darren worden met de angel gestoken en sterven daardoor. Het verschijnsel van de darrenmoord komt ieder jaar terug. Het is een normale gang van zaken. Wanneer de bijen dit op een ander moment in het jaar doen, is het een teken van armoede aan voedsel. [N 63, 52]
II-6
|