e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de zaag spannen opspannen: ǫpspanǝ (Diepenbeek) Het zaagblad van de spanzaag op grotere spanning brengen door het spantouw met behulp van het spanlatje aan te draaien. [N 53, 32a; N I, 1b add.; monogr.] II-12
de zaagtanden vijlen slijpen: slęjpǝ (Diepenbeek) De zaagtanden na het zetten met behulp van een, meestal driekantige, vijl scherp maken. [N 50, 37c; N 53, 24b-c; monogr.] II-12
de zaagtanden zetten trekken: trękǝ (Diepenbeek) De zaagtanden afwisselend naar links en naar rechts buigen om de snede van de zaag breder te maken dan het zaagblad. Op deze wijze gaat de zaag beter door het hout. Het zetten van de zaagtanden wordt gedaan met behulp van de zaagzetter of de zaagzettang. Zie ook deze lemmata. [N 50, 37a; N 53, 24a; N 53, 24c; monogr.] II-12
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜.vǝ (Diepenbeek), laten rijden: løtǝ rē̜i̯ǝ (Diepenbeek) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
de zoom afspelden afspelden: ǭfspɛlǝn (Diepenbeek) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7
de zoom aftekenen aftekenen: ǭftēkǝnǝn (Diepenbeek) Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b] II-7
de zwerm terugslaan terugjagen: tǝrøxjǭgǝ (Diepenbeek) Een zwerm weer terugzetten in de oude korf, wanneer men de koningin gedood heeft. [N 63, 93a] II-6
decimeter, maat van 10 cm decimeter: deecimeitər (Diepenbeek) de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)] III-4-4
deeg deeg: deeg (Diepenbeek), dēg (Diepenbeek), boven de ë staat een lengte-teken  dēx (Diepenbeek) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band band: bānt (Diepenbeek), reep: rējp (Diepenbeek), ring: ręŋk (Diepenbeek) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12