e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulvruchten doppen keveren: keevere (Dieteren) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
pijn pijn: pien (Dieteren, ... ), wee: (wiè) (Dieteren) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] III-1-2
pik pik: pek (Dieteren) Houwwerktuig met korte steel en één arm, die in een punt uitloopt. Zie afb. 14a. ø̄De pik dient den metselaar bijz. tot afbraak van oud metselwerkø̄ (Van Houcke, pag. 271). [N 30, 19a; monogr.] II-9
piketten piketten: pikętǝ (Dieteren) De houten palen die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. Piketten hebben doorgaans een lengte van 70 tot 80 cm. Zie voor de woordtypen 'metskluppelen' en 'korteling' ook het lemma 'Korteling'. [N 30, 24b] II-9
pikhouweel bikkel: bekǝl (Dieteren) Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. Zie ook afb. 14c. [N 30, 19c; monogr.] II-9
pinksterbloem lieveherehandje: lēvǝnērǝhɛntjǝ (Dieteren), -  leeven hiere hendje (Dieteren) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pinksteren pinksten: Pinkste (Dieteren) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pioen pioen: -  pioen (Dieteren), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Dieteren) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed molenvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  mēūleverkə (Dieteren) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kern (Dieteren) kern [SGV (1914)] I-7