e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roos (rosa) roos: rois (Dieteren) roos [SGV (1914)] III-2-1
roosterschuif schuif: šȳf (Dieteren) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
royaal royaal (<fr.): rejaal (Dieteren, ... ) gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozenbottel prik: mv prikke  prik (Dieteren) rozenbottel [SGV (1914)] III-4-3
rug rug: rukg (Dieteren), rök (Dieteren, ... ) rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
ruin ruin: ryn (Dieteren) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel ruiten: roeten oas (Dieteren) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: rentj (Dieteren) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzellarve aambeitel: ambeitel (Dieteren) runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
rups rups: ropsj (Dieteren, ... ) rups [SGV (1914)] III-4-2